2,673 Handtekeningen
Doel: Minstens 5,000
handtekeningen
Een uitnodiging aan de wereldwijde Christelijke gemeenschap om onze steun aan Israël te tonen
ONDERTEKEN deze internationale verklaring van Christelijke steun voor de Joods Bijbelse en inheemse rechten in hun voorvaderlijk Thuisland.
Onderteken dit alstublieft en verspreid het om mee te helpen zoveel mogelijk handtekeningen te verzamelen - om daarmee de wereld de solidariteit en kracht van de gezamenlijke Christelijke stem te tonen, in liefde en ondersteuning voor Gods volk!
EEN DECLARATIE VAN CHRISTELIJKE STEUN
voor Joods Bijbelse en Inheemse Rechten
Internationale Christelijke Declaratie over de Hedendaagse Rechten van het Joodse Volk in hun Voorvaderlijk Thuisland
.
Gericht aan de wereldwijde christelijke gemeenschap, is de Internationale Declaratie van Christelijke Steun voor Joodse Bijbelse en inheemse Rechten gegrond op basis van de volgende Bijbelverzen en beloften in de Bijbel, het Woord van God.
Deze Schriftgedeelten roepen alle Bijbelgelovigen eenduidig/duidelijk en collectief / uitdrukkelijk op om onvoorwaardelijke steun aan Israël en het Joodse volk te tonen door gebed en daden, volgens de wil en het Woord van God zoals hier vermeld:
-
God gaf een specifiek geografisch land aan de voorvaderen van de natie Israël welke bekend staat als Eretz Yisrael, of als de Romeinse benaming Palestina. (Gen 17:8, 48:4, Ex 12:25)
-
Eretz Yisrael wordt vandaag de dag geografisch herkend als het moderne Israël, inclusief – zeer belangrijk – geheel Judea en Samaria (door de Britten ook wel aangemerkt/aangeduid als de ‘West Bank’.)
-
De terugkeer van het Joodse volk naar hun voorvaderlijk thuisland om in vrede te leven, in zekerheid en veiligheid. (Ezech. 38:8)
-
Het Joodse recht om Soeverein te zijn als een Natie en Regering in hun land dat zich uitstrekt van “Dan tot Berseba”. (2 Sam. 3:10)
-
Een onverdeeld Jeruzalem is de eeuwige hoofdstad van het Joodse volk en de Joodse staat. (2 Kron. 6:5-6)
-
De voortdurende geldigheid van de verbondsbeloften van God aan de Joden. (Jes. 44:21; 49:15-16; 54:10; Jer. 31:35-36; 33:20-21; 2 Kor. 1:20)
-
De erkenning dat Christenen geen voorrang hebben op de Joden of hen niet vervangen hebben in Gods verbond. (Rom. 11:1, 18, 26)
-
De nieuwe constitutionele staat van Israël is een vervulling van Gods verbondsbeloften/ testamentair vastgelegde beloften. (Jes. 66:8)
-
Het mandaat voor het vergaderen van Joden vanuit alle landen naar hun vaderland van het verbond/testamentair thuisland. (Jes. 43:5-7; 54:7-8; Micha 2:12; Sef. 3:20)
-
De hoop op de komst van de Messias van Israël. (Zach. 12:10)
Het voorbeeld volgend van de in 2007 overeengekomen VN Declaratie over de Rechten van Inheemse Volkeren, stelt dit document vast: de Universele Declaratie van Christenen betreffende de aanspraak en de juiste toepassing van de Mensenrechten zoals deze van toepassing zijn op de specifieke situatie van het Joodse volk in hun voorvaderlijk thuisland Israël, mede ter bemoediging van hun voorspoed, waardigheid en welzijn.
Wij, de wereldwijde gemeenschap van Christenen, beloven daarom onze trouw aan de waarheden van Gods Woord en onze steun voor het Joodse volk in hun voorvaderlijk thuisland als:
Geleid door de doelstellingen en principes van de Bijbel, en vertrouwend in de vervulling van de verplichtingen die elke gelovige verondersteld wordt te hebben volgens de Bijbel als het Woord van God;
Bevestigend dat het Joodse volk geleden heeft aan/last heeft gehad van historisch onrecht als gevolg van, inter alia, de kolonisatie en de onteigening van hun landgoederen, territoria, bezittingen en bronnen, om hen te verhinderen om, met name, hun recht uit te oefenen om zich te ontwikkelen in overeenstemming met hun eigen noden, belangen en godsdienst;
Herbevestigend dat het Joodse volk, in de uitoefening van hun rechten als Gods verkozen volk, vrij zou moeten zijn van elke vorm van discriminatie;
Bezorgd dat het Joodse volk geleden heeft aan/last heeft gehad van historisch onrecht als gevolg van, inter alia, de kolonisatie en de onteigening van hun landgoederen, territoria, bezittingen en bronnen, om hen te verhinderen om, met name, hun recht uit te oefenen om zich te ontwikkelen in overeenstemming met hun eigen noden, belangen en godsdienst;
Herkennend de dringende noodzaak om de onafscheidelijk verbonden rechten van het Joodse volk te respecteren en te promoten, die voortvloeien uit hun politieke, economische en sociale structuren en van hun cultuur, religie, geestelijke tradities, geschiedenis en filosofieën, en speciaal hun rechten op hun voorvaderlijke landbezittingen, territoria en bronnen;
Herkennend dat respect voor de kennis, cultuur, religie en geestelijke tradities van het Joodse volk, bijdraagt aan duurzame en billijke ontwikkeling en gepast management/beheer van het milieu in hun voorvaderlijk thuisland;
Eveneens herkennend de dringende noodzaak om de rechten van het Joodse volk te respecteren en te promoten zoals bevestigd is in bindende verdragen, overeenkomsten en andere constructieve akkoorden die gemaakt zijn in San Remo, april 1920 en vervolgens overgenomen zijn door de Volkenbond en zijn opvolger, de Verenigde Naties;
Verwelkomend het feit dat het Joodse volk zichzelf heeft georganiseerd - en dat nog steeds doet – om verbeteringen aan te brengen op politiek, economisch, sociaal, cultureel en religieus gebied, en om alle vormen van discriminatie en onderdrukking te beëindigen, overal waar zij tegen het Joodse volk plaatsvinden;
Overtuigd ervan dat soevereine controle - door het Joodse volk uitgevoerd - over hun land en hun bronnen - hen ertoe in staat stelt om hun instituten, religie, tradities en cultuur te onderhouden en te versterken, en om hun ontwikkeling te promoten in overeenstemming met hun aspiraties en benodigdheden, en om veiligheid en welvaart voor alle andere minderheden in het land Israël te waarborgen;
In overweging nemend dat de rechten die bevestigd zijn in verdragen, overeenkomsten en andere constructieve akkoorden tussen landen die de legaliteit van de terugkeer van het Joodse volk naar hun voorvaderlijk thuisland bevestigen als hun soeverein grondgebied, in sommige situaties onderwerp zijn van internationaal belang, interesse, verantwoordelijkheid en karakter;
Eveneens in overweging nemend dat verdragen, overeenkomsten en andere constructieve akkoorden, en de relatie die ze representeren, de basis zijn voor een versterkt partnerschap tussen het Joodse volk en alle landen;
Erkennend dat het Charter van de Verenigde Naties, het Internationale Verdrag inzake economische, sociale en politieke rechten, als ook de Verklaring van Wenen en het Programma van Akte (1993), het fundamentele belang bevestigen van het recht op zelfbeschikking van de Joodse volkeren in hun voorvaderlijke thuisland, krachtens welke zij de vrijheid hebben om hun eigen politieke status te bepalen en om vrijelijk hun economische, sociale, culturele en religieuze ontwikkeling na te streven;
Erkennend dat de Onafhankelijkheidsverklaring in 1948 door de staat Israël als een Joods nationaal thuis, als doel hebbend om de burgerlijke en religieuze rechten van al haar inwoners veilig te stellen, ongeacht ras of religie, de vervulling was van de Joodse staat zoals de Geallieerde Grootmachten, de Volkenbond, en de internationale gemeenschap die voor ogen had zoals verder verwoord in het Mandaat voor Palestina;
Erkennend dat bij de erkenning van Israël als een onafhankelijke staat, het Mandaat van Palestina eindigde en het Joodse volk als begunstigden van het Mandaat soevereiniteit verkreeg over het gehele grondgebied.
In gedachten houdend dat niets in deze verklaring of declaratie gebruikt mag worden om de rechten van het Joodse volk op zelfbeschikking en de vrije uitoefening van religie in overeenstemming met het internationaal recht, te ontkennen;
Ervan overtuigd dat de erkenning van de rechten van het Joodse volk in deze verklaring harmonieuze en samenwerkende relaties tussen de landen en het Joodse volk, en tussen alle mensen die in het land Israël leven, zal vergroten, gebaseerd op grondbeginselen van rechtvaardigheid, democratie, respect voor mensenrechten, non-discriminatie, vrijheid van religie en goed vertrouwen;
Het bemoedigen van staten om te voldoen aan al hun verplichtingen jegens het Joodse volk en om ze effectief te implementeren binnen internationale organen, in het bijzonder dezen die gerelateerd zijn aan het bewaken van mensenrechten, eigendoms- en soevereine rechten richting het Joods voorvaderlijke thuisland, en om dit in overleg en samenwerking uit te voeren met de betrokken bevolking;
Benadrukkend dat de Verenigde Naties een belangrijke en voortdurende rol heeft te spelen in het promoten en beschermen van de rechten van het Joodse volk zoals deze oorspronkelijk beschreven en erkend zijn in de volgende Internationale Verdragen:
-
Het legaal Verbintenisdocument, verleend op 24 april 1920 op de San Remo Conferentie, Italië, dat de Balfour Declaratie van de Britse regering erkende.
-
In het Verdrag van Sévres op 10 augustus 1920, Sectie VII, Artikelen 94 & 95 vindt erkenning plaats van de verklaring die op 2 november 1917 gemaakt werd door de Britse regering en die overgenomen werd door de overige geallieerde machten, voor het oprichten van een nationaal huis voor het Joodse volk in Palestina, wat hierop volgend bevestigd werd in het Verdrag van Lausanne op 24 juli 1923.
-
De op 30 juni 1922 overeengekomen Gezamenlijke Resolutie van het Amerikaans Congres waarin unaniem het “Mandaat voor Palestina” onderschreven werd.
-
De goedkeuring van de Gezamenlijke Resolutie in het oprichten van een Joods Nationaal Thuisland in Palestina dat ondertekend werd op 21 september 1922 door de 29e President van de Verenigde Staten van Amerika – Warren G. Harding, werd opnieuw twee jaar later in het Anglo-Amerikaanse Verdrag ondertekend door de Regering van de Verenigde Staten van Amerika in 1924.
-
Het “Mandaat voor Palestina” werd unaniem verklaard en aangenomen door 51 naties op 24 juli 1922. Als zodanig werd deze internationaal aangegane verplichting om een Joods nationaal thuisland in Palestina te faciliteren, gevormd in een bindende internationale overeenkomst die van kracht werd op 23 september 1923.
-
Artikel 25 van het “Mandaat voor Palestina” geeft aan dat het grondgebied ten oosten van de rivier de Jordaan aangemerkt wordt als de 4e Arabische staat van de Hasjemieten van Transjordanië voor de Palestijnse Arabieren, en dat al het grondgebied ten westen van de rivier de Jordaan tot aan de Middellandse zee aangewezen wordt als Joods Nationaal Thuisland – inclusief Judea en Samaria.
-
Het Hasjemietische Koninkrijk van Jordanië doet afstand van alle territoriale claims op Judea en Samaria in haar vredesverdrag met Israël in 1994.
-
Het opnieuw bekrachtigen van deze verdragen door de internationale gemeenschap op 18 april 1946 toen de middelen en verplichtingen van de Volkenbond overgedragen werden aan de Verenigde Naties waarbij het nieuw gevormde VN Handvest erkend werd in Artikel 80.
-
De erop volgende erkenning van Artikel 80 door het Internationale Gerechtshof heeft zelfs 3 keer plaatsgevonden, namelijk op 11 juli 1950, 21 juni 1971 en 9 juli 2004.
-
Op 29 november 1947 werd in de Algemene Vergadering van de VN een resolutie van kracht die opriep tot de verwezenlijking van een Joodse staat in Eretz Yisrael, bekend onder Resolutie 181.
-
Een deel van deze Resolutie 181 van de VN op 29 november 1947, was een niet-bindende aanbeveling om Palestina op te delen wat mogelijk nodig kon zijn voor het implementeren ervan door zowel Arabieren als Joden.
-
Het stemmen tegen Resolutie 181 door de Arabische landen Egypte, Libanon, Syrië, Irak, en Saudi-Arabië hield de implementatie ervan in genoemde vorm tegen, waarbij Paragraaf C als voorwaarde stelde dat elke “…daad van agressie in overeenstemming met Artikel 39 van het Handvest…” bijdraagt aan een overtreding van Resolutie 181.
-
De invasie van het Jordaans Hasjemietische Koninkrijk tijdens de oorlog in 1948 en de erop volgende annexatie van de Westoever van de rivier de Jordaan van 1948 tot 1967 was illegaal en in tegenspraak met VN Resolutie 181.
-
De oorlog die de Arabieren tegen Israël vochten in 1948 bracht teweeg dat Resolutie 181 van generlei waarde geacht werd zoals duidelijk werd in het op 30 juli 1949 opgestelde werkdocument van het VN Secretariaat waaruit naar voren kwam dat er geen waarde meer aan gehecht werd en daarom niet langer meer beschouwd mocht worden als een geldige bron van rechten die vallen onder internationaal recht.
-
De in 1949 vastgestelde grenslijn bij de wapenstilstand, sindsdien bekend onder de naam “de Groene Lijn” die onder toeziend oog van VN mediator Dr. Ralph J. Bunche was opgetekend, was alleen maar een “staakt-het-vuren grenslijn” en was nooit een legaal bindende of erkende definitieve grens.
-
Israël bezit de sterkste claim – gebaseerd op inheemse rechten, historisch bewijs, duizenden jaren van voortdurende aanwezigheid, en gebaseerd op internationale verdragen en overeenkomsten – op het gehele grondgebied van Israël zoals ook reeds besloten was in de San Remo overeenkomsten. Dit houdt geheel Jeruzalem in, inclusief de Tempelberg, Judea en Samaria en de Golan Hoogte.
-
De erkenning van de grondwettelijke verklaring van de onafhankelijkheid en het bestaansrecht als natie Israël in hun voorvaderlijk thuisland als de staat Israël op de 6e lyar 5708, ofwel de 15e mei 1948.
Gelovend dat deze Verklaring een volgende belangrijke stap voorwaarts is voor de erkenning, promotie en bescherming van de hiervoor genoemde verdragen welke de rechten en vrijheden van de Joodse volken in hun voorvaderlijk thuisland garanderen, en de best mogelijke bescherming biedt aan alle mensen die in het land Israël verblijven.
Erkennend en herbevestigend dat het Joodse volk zonder discriminatie recht heeft op alle mensenrechten die onder internationaal recht erkend zijn, en dat het Joodse volk collectieve rechten bezit die essentieel zijn voor hun bestaan, hun welzijn en hun integrale ontwikkeling als volk;
Vaststellend de validiteit en aanbevolen nakoming door alle staten en instituten van de door de Internationale Holocaust Herdenkings Alliantie (IHRA) opgestelde definitie van anti-semitisme, en in het bijzonder haar definitie van hoe “anti-Zionisme” een uitingsvorm van anti-semitisme is;
Plechtig verkondigend dat deze Verklaring van Christelijke Steun voor de rechten van de Joodse volken een te verwezenlijken standaard is om na te streven in een geest van partnerschap en wederzijds respect.
Om te blijven in de geest van de verklaring die uitgegeven werd door het Derde Internationale Christelijk Zionistisch Congres, gehouden in Jeruzalem in februari 1996, nemen we de volgende principes aan:
-
De Ene en enige ware God, Schepper en Heer van het universum, koos de oude natie en het volk Israël die afstammelingen waren van Abraham, Isaak en Jacob, om Zijn plan van verlossing voor de wereld te openbaren.
-
Gods verbonden met het Joodse volk zijn onveranderlijk, en daarom was en blijft het Joodse volk altijd de uitverkorene en gekozene van God.
-
Zonder de Joodse natie zullen de verlossende doelstellingen van God voor de wereld niet voltooid kunnen worden.
-
Het is verwerpelijk dat generaties van Joodse mensen vermoord, vervolgd en verdrongen zijn in de naam van Christendom, of dat verondersteld werd dat het Joodse volk voor wat betreft de verbonden die God met Israël gemaakt heeft, vervangen werd door de Christelijke gemeente.
-
De nakomelingen van de Christelijke gemeenten die voorgaande onderschreven of nog steeds onderschrijven worden uitgedaagd zich te bekeren, en te staken en op te houden met begane of nog niet begane zonden tegen het Joodse volk.
-
Het zich verzamelen van het Joodse volk in deze modern tijd in Eretz Israel en de wedergeboorte van de natie Israël vervullen Bijbelse profetieën, zoals beschreven in zowel het Oude als het Nieuwe Testament.
-
Christelijke gelovigen worden onderwezen door de Schrift om de Hebreeuwse oorsprong van hun geloof te erkennen.
-
Christelijke gelovigen worden verondersteld actief te assisteren en deel te nemen aan het plan van Gods verlossing, dat eveneens roept tot het verzamelen van het Joodse volk en hen te helpen met hun volledige en complete herstel in Soevereiniteit binnen de gereconstitueerde/herstelde natie Israël in hun voorvaderlijk thuisland.
KEER TERUG O ISRAEL (RETURN O' ISRAEL)
Keer Terug O Israël (ROI, Return O' Israel) is partnerschap van Christenen en Joden die de
Bijbelse rechten van Joodse soevereiniteit in het land Israël herkennen en steunen. Rechten die
wettelijk bekrachtigd zijn door Internationale Overheden in Parijs, Frankrijk 1919; San Remo,
Italië 1920; de Volkerenbond 1922, en de pas opgerichte Verenigde Naties in 1947.
Ons doel is om internationale Christelijke steun te verkrijgen voor het bewerkstelligen van
volledige Joodse soevereiniteit in Israël van waaruit geloofd wordt dat dit de toekomstige
bevrijding van Joden en Christenen teweegbrengt.
ROI is afhankelijk van particuliere donaties en accepteert geen, directe of indirecte, publieke
middelen van binnenlandse of buitenland overheden. ROI video’s, artikelen, en andere
tijdschriften worden namelijk gratis verstrekt.
Auteurs: Eerwaarde heer Anthony Abma & Rabbi Shmuel H. Solomon
dat het Joodse volk geleden heeft aan/last heeft gehad van historisch onrecht als gevolg van, inter alia, de kolonisatie en de onteigening van hun landgoederen, territoria, bezittingen en bronnen, om hen te verhinderen om, met name, hun recht uit te oefenen om zich te ontwikkelen in overeenstemming met hun eigen noden, belangen en godsdienst;